Vol trots zong Katy Perry afgelopen zomer op de radio dat ze met een meisje had gezoend. En dat ook nog eens in de top 40. Goed nieuws in lesbo-land, dachten we massaal: hoe vaak hoor je deze tekst nou bij de Burger King uit de microfoons schallen, uit de mond van een knappe dame nog wel? Tot we eens goed naar de tekst gingen luisteren. Bij “Hope my boyfriend won’t mind it” kregen we al een stomp in de maag: Katy had een vriendje. ‘Aha’, kon je nog denken, ‘ze is biseksueel en polyamoureus’. Maar ergens halverwege de bridge stokte het in onze kelen. “It’s no big deal, it’s innocent” beweert Katy Perry glashard.
Geen wonder dat lesbo’s het niet al teveel op hebben met zogenaamde ‘heteroflexibiliteit’. Avontuurlijke meisjes die het wel met een vrouw willen proberen, maar als puntje bij paaltje komt naar hun vriendje terugkeren, luidt het verhaal. Toch kan je er ook op een andere manier naar kijken. Lisa Diamond, een Amerikaanse psychologe en feministe, onderzocht jarenlang een stuk of honderd vrouwen van in de twintig die (ook) op vrouwen vallen. Vrouwen die zich eerst lesbisch noemden, veranderden opvallend vaak van ‘seksuele identiteit’: zij gingen zich bi of ‘unlabeled’ noemen, en een enkeling zelfs hetero. Hetzelfde gold voor biseksuele vrouwen die naar ‘lesbisch’, ‘heteroseksueel’ of ‘unlabeled’ switchten.
Mensen hebben niet alleen een seksuele oriëntatie, maar ook een flexibiliteitsgraad.
Je kan denken dat deze vrouwen nog jong waren, en in de tien jaar dat ze gevolgd werden hun ware aard steeds beter ontdekten. Diamond verzet zich tegen deze verklaring. Niet alleen veranderden de vrouwen soms van ‘etiket’, ook hadden ze moeite hun complexe seksuele verlangens in het kader van één sluitende identiteit te passen. Sommigen vielen niet op het geslacht, maar op de persoon: als ze toevallig meer mannen dan vrouwen om zich heen hadden werden ze in de praktijk dus meer hetero. Anderen voelden zich seksueel meer tot mannen en emotioneel meer tot vrouwen aangetrokken. Sommige vrouwen waren hun leven lang alleen op vrouwen verliefd geworden tot hun knieën ineens gingen knikken voor die ene mannelijke collega.
Volgens Diamond zijn dit soort warrige oriëntaties eerder regel dan uitzondering onder vrouwen. Mensen hebben niet alleen een oriëntatie maar ook een flexibiliteitsgraad: de één is flexibeler in haar aantrekking tot mannen of vrouwen dan de ander. Vrouwen, zegt Diamond, hebben die flexibiliteit meer dan mannen. Hoewel ook vrouwen er onderling flink in kunnen verschillen: er zijn nog steeds lesbo’s die nooit van hun leven het bed met een man willen delen en heteromeiden wier vrouwenvriendschappen nooit tot meer uit zullen bloeien. Maar volgens Diamond is die groep in de minderheid.
Waarom hebben we zo’n diepe verachting voor ‘hasbians’: vrouwen die hun vriendin verlaten voor een man?
‘Iedereen is bi’, lijkt het wel; een ingewikkelde vorm van biseksueel, wel te verstaan. Waarom steekt het dan zo als Katy Perry haar heteroflexibiliteit tot uiting brengt? Of een ander voorbeeld: waarom hebben we zo’n diepe verachting voor ‘hasbians’: vrouwen die hun vriendin verlaten voor een man? Ik denk dat dit minder te maken heeft met hun flexibele oriëntatie dan met hoe nog steeds tegen seksualiteit van vrouwen onderling aan wordt gekeken: als schoolmeisjesgefrunnik en oefenen voor het echte werk. Als Katy Perry zegt dat lesbo-seks onschuldig is, voelen we ons dus diep beledigd.
Gelukkig weten wij wat Katy Perry niet weet: vrouwenseks is briljant, verrukkelijk, overweldigend en vooral, natuurlijk, ontzéttend serieus. En wat haar vriendje daarvan denkt heeft er niks mee te maken.