De emancipatie van biseksuele vrouwen
Iedereen weet het. Niemand gelooft het. En zelf blijf je ook maar twijfelen. Bi zijn is leuk, maar nog veel te onzichtbaar.
Verschenen in Zij aan Zij, oktober 2016
Eigenlijk wist iedereen het al: dat Aileen op mannen én op vrouwen valt. Toch moest ze voor haar gevoel nog uit de kast komen. “Ik wilde dat ultieme coming-out gevoel beleven. Zo van eindelijk, nu weet iedereen het! Nu ben ik écht gelukkig, haha!” Maar dat gevoel kwam niet. “Ik voelde me alleen maar superongemakkelijk.” Want al wist iedereen het, tegelijkertijd trok iedereen het in twijfel, zo leek het wel. “Als ik lesbische meisjes sprak, zeiden ze: jij bent eigenlijk lesbisch hoor, dat zie ik aan jou. En hetero’s zeiden: uiteindelijk krijg je toch een man en kinderen? Dan ben je gewoon hetero!”
Naar schatting valt zo’n 2 procent van de Nederlandse vrouwen uitsluitend of vooral op vrouwen, terwijl ongeveer 3 procent op vrouwen én mannen valt. De meeste vrouwen die op vrouwen vallen, vallen dus óók op mannen. Vreemd is het dus eigenlijk, dat we het zo vaak over ‘lesbisch’ hebben als het in de praktijk toch echt ook over bi-vrouwen gaat. Dat juist de B van LHBT – de afkorting voor lesbisch, homo, bi en transgender – zo vaak ondersneeuwt. En dat biseksuelen volgens wetenschappers minder goed in hun vel zitten dan homo’s en lesbo’s, maar dat niemand heeft onderzocht waar dat precies door komt. Toch begin ik dat zelf een beetje te begrijpen, nu ik verschillende vrouwen spreek over hun biseksualiteit en hun leven.
Twijfel
Onzekerheid en twijfel zijn niet de eerste woorden die in me opkomen als ik de website van Aileen Pfauth (30) bestudeer. Al jaren staat ze voor haar beroep op het podium. Ze is theatermaakster, geeft solovoorstellingen en ziet er niet uit alsof je haar even omver kunt blazen. Toch loopt twijfel als een rode draad door haar verhaal, twijfel die ze tegelijkertijd relativeert met humor en ironie. “Het is heel raar”, begint ze als ik er naar vraag. “De beste vriendin van mijn zusje is bi. Mijn móeder is notabene een paar keer verliefd geweest op een vrouw. In mijn omgeving is het heel geaccepteerd, maar zelf was ik er zó onzeker over. Zo aan het twijfelen.”
Aileen: “Veel homo’s en lesbo’s bleken het niet zo OK te vinden dat ik bi ben.”
Biseksuelen zijn twijfelaars, zo luidt het vooroordeel. En volgens Aileen zit daar een kern van waarheid in. “Dat vind ik heel erg om te zeggen. Ik zou willen dat het niet klopte, maar als ik andere bi’s tegenkom valt het me steeds weer op. We zijn allemaal zo aan het twijfelen over onze identiteit. Niet alle bi’s hoor. Maar ik snap het wel, want er wordt iets van ons verwacht, vanuit de maatschappij: dat we een keuze maken. Terwijl we dat gewoon niet kunnen.”
Heen en weer geslingerd tussen hetero’s en lesbo’s die haar allemaal tot hun kamp wilden bekeren, besloot Aileen om haar seksualiteit eens grondig te onderzoeken. “Ik ben al mijn ervaringen op gaan schrijven. Ik maakte een lijst van al mijn lesbische ervaringen, omdat ik me afvroeg: val ik nou echt óók op vrouwen? Toen ik zes was, was ik bijvoorbeeld al helemaal gek van een meisje. Maar was ik echt verliefd op haar of was zij gewoon mijn beste vriendin?”

Aileen schreef alles op wat ze zich kon herinneren en dook in haar oude paperassen. Ze kwam een kaart tegen die ze als zesjarige bijna naar haar beste vriendin had gestuurd. En die kaart sprak boekdelen: “Ik heb een dropje in je jaszak gevonden die je hier achter hebt gelaten, die heb ik opgegeten. Ik mis je. Ik heb om je gehuild. Dat soort dingen stonden erop. Het gevoel kwam weer helemaal naar boven. Volgens mij was zij mijn eerste vrouwenliefde.”
Aileen dook niet alleen in de papieren, maar ging ook stappen in de gay scene. En vroeg de mensen die ze daar tegenkwam het hemd van het lijf. “Veel homo’s en lesbo’s bleken het niet zo OK te vinden dat ik bi ben. Zo van, ‘biseksualiteit, daar geloof ik niet echt in.’ Of ze wilden weten: ‘Ben je meer van de vrouwen of meer van de mannen? Met wie zie je jezelf voor het altaar staan?’ Dus ging ik dáár weer over nadenken.”
Je moet kiezen
Aileens verhaal lijkt wel een cirkel die zichzelf steeds maar weer herhaalt. Ze twijfelt, onderzoekt haar gevoelens, trekt de conclusie dat ze bi is, laat andere mensen dat betwijfelen en valt dan weer terug in onzekerheid. Hoe komt dat toch? Onderzoeker Jantine van Lisdonk heeft zo haar vermoedens. “We denken als samenleving op een bepaalde manier na over seksuele oriëntatie. En het gangbare beeld is dan: als je niet hetero bent, ben je homo. Biseksualiteit valt dus buiten het plaatje. Er is weinig erkenning dat biseksualiteit een authentieke seksuele oriëntatie is, en dat het dat je hele leven kan blijven.”
Jantine van Lisdonk: “Het is hip voor meisjes om een tijdje bi te zijn, maar op een gegeven moment moet het toch duidelijk zijn. Dat is het idee.”
Van Lisdonk, op dit moment werkzaam bij seksualiteitskenniscentrum Rutgers, onderzocht de ervaringen van biseksuele jongeren, volwassenen en ouderen. Volgens haar staat de emancipatie van biseksualiteit nog in de kinderschoenen. Zelfs in de onderzoekswereld is biseksualiteit nog een ondergeschoven kindje: “In de eerste onderzoeken die ik deed, gooiden we homo- en biseksuelen op één hoop. Net als veel internationale onderzoekers veronderstelden we dat de ervaringen van biseksuele mensen vrijwel hetzelfde waren als die van homoseksuele en lesbische mensen.”
Maar op een gegeven moment kwamen steeds meer wetenschappers op het idee om ook eens de verschillen tussen biseksuele en homoseksuele mensen te bestuderen. “Toen zagen we dat die verschillen er wel degelijk waren, bijvoorbeeld als het om gezondheid gaat. Want uit onderzoek blijkt vaak dat biseksuele mannen en vrouwen gemiddeld minder gezond zijn en een lager welbevinden hebben dan homoseksuelen. Nu ik dat weet, vind ik het belangrijk om als onderzoeker echt naar biseksualiteit te kijken.”

En zo ontdekte Van Lisdonk dat biseksualiteit zelfs onder jongeren nog moeilijk ligt. “Het is in sommige kringen hip voor meisjes om een tijdje bi te zijn, maar op een gegeven moment moet het toch duidelijk zijn, dat is het idee. Dan krijgen die meisjes opmerking als: ‘Weet je het nu eigenlijk al? Ben je er nu uit?’ Mensen veronderstellen blijkbaar toch dat je een keuze moet maken, een keuze voor één sekse. Dus als je op mensen van meer dan één sekse valt, veronderstelt men dat je die keuze nog moet maken. Als je daar als bi zelf ook in gaat geloven, is dat heel verwarrend.” En zo wordt het vooroordeel van de verwarde of twijfelende biseksueel vanzelf werkelijkheid.
Uit de kast
Gelukkig hebben lang niet alle bi’s last van twijfel of verwarring. Barbara Oud (26), bijvoorbeeld, vindt haar biseksuele identiteit heel gewoon. Tijdens ons gesprek kiest ze haar woorden zorgvuldig en klinkt ze strijdbaar en vastberaden. Het is misschien wel dezelfde geduldige, maar zelfverzekerde toon waarop ze keer op keer weer onbegrip over biseksualiteit bestrijdt. Want onbegrip komt ze regelmatig tegen. “Afgelopen zomer stond ik met mijn verhaal in een tijdschrift. Een collega vertelde me dat hij het gelezen had. Hij leek nogal in de war, zei: ‘Er stond in dat artikel dat je biseksueel bent. Maar dat is toch niet zo? Waarom heb je dat tegen die journalist gezegd?’ Hij dacht gewoon dat ik dat had verzonnen! Ik vraag me dan af: wat gaat hier mis?”
Barbara: ““Als je met een man bent, denken mensen dat je hetero bent. Ben je met een vrouw, dan zien ze je als lesbisch.”
Biseksuele vrouwen zijn minder open over hun seksuele oriëntatie dan lesbische vrouwen, zo blijkt uit een onderzoek dat Jantine van Lisdonk in 2012 voor het Sociaal en Cultureel Planbureau uitvoerde. Van de bi-vrouwen zit veertien procent helemaal ‘in de kast’, tegenover twee procent van de lesbische vrouwen. Zijn ze wél uit de kast, dan is dat vaak voor een select gezelschap: ouders weten het bijvoorbeeld wel, maar collega’s niet. Tot voor kort gold dat ook voor Barbara. “Ik heb ooit aan mijn ouders verteld dat ik bi ben, ik heb het met zus besproken. Mijn vriend wist het, en andere mensen die dichtbij me staan. Maar niet iedereen die ik tegenkwam vertelde ik dat ik bi ben. Op mijn werk was het bijvoorbeeld niet bekend.”
Nou kun je zeggen: Barbara heeft een monogame relatie met een man. Is haar biseksualiteit dan nog belangrijk? Wat moeten haar collega’s met die informatie? Barbara: “Er kwam een keer een vrouw aan de balie en die vond ik ontzettend knap. Dus ik tegen mijn collega: ‘Ik had echt zo’n knappe bezoeker net!’ Die collega vervolgens: ‘Had het even tegen mij gezegd, ik zoek nog een vriend.’ Die ging er dus meteen vanuit dat als ik iemand knap vond, dat het dan wel een man moest zijn. Want ik heb immers een vriend, dan ben ik toch hetero?”

Volgens Barbara is het probleem niet zozeer zo dat biseksuelen niet uit de kast komen. Het is eerder zo dat hun omgeving verkeerde conclusies trekt op basis van hun relaties. “Als je met een man bent, denken mensen dat je hetero bent; ben je met een vrouw, dan zien ze je als lesbisch. Als je inderdaad hetero of lesbisch bent, dan weet iedereen dus meteen hoe het zit. Maar ben je bi, dan klopt dat niet. Dan is je identiteit onzichtbaar.” Relativerend: “Het zijn geen levensbedreigende situaties. En het gaat er niet om dat iedereen alles van je moet weten. Maar het is fijn als je je ervaringen gewoon met mensen kunt delen en niet de hele tijd van alles recht moet zetten.”
Vooruitgang
Aileen en Barbara zien allebei veel ontwikkeling in de bi-emancipatie. En allebei dragen ze daar zelf aan bij. Zo organiseerde Barbara samen met het Landelijk Netwerk Biseksualiteit de EuroBiCon: een conferentie voor bi’s uit heel Europa. Honderden biseksuelen, partners van, onderzoekers, hulpverleners en activisten kwamen erop af. “Vier dagen lang waren bi-mensen met elkaar aan het kennismaken, uitwisselen, discussiëren tijdens zestig verschillende workshops. Overal zag ik tevreden mensen. Ik was zó gelukkig.”
Aileen verwerkte haar zoektocht in de solovoorstelling “To bi or not to bi”, waarmee ze in september op het Amsterdam Fringe Festival stond. Aan de hand van verschillende fictieve personages onderzoekt ze met humor, hartstocht en confrontatie wat vooroordelen over biseksualiteit met je doen als je zelf bi bent. Vooroordelen waarvan ze zichzelf uiteindelijk wist te bevrijden. “Dat gevoel dat je moet kiezen, dat je niet eerlijk bent. Dat je niet alles kunt hebben, dat je niet ál die gevoelens kunt hebben. Daar heb ik erg mee geworsteld, maar ik ben er nu uit: dat is niet zo. Al die gevoelens zijn echt en die horen allemaal bij mij.”
Jantine van Lisdonk: “Ergens hebben we allemaal hokjes nodig. Maar het zou enorm helpen als er ruimte is voor méér hokjes dan twee, of zelfs meer dan drie.”
Biseksuele vrouwen en mannen zoeken elkaar op, ontmaskeren vooroordelen en voelen zich zekerder van zichzelf. Maar is dat genoeg? Barbara vindt van niet. De blik moet ook naar buiten worden gericht, vindt ze. “De conferentie die ik organiseerde, bijvoorbeeld, was er voor de biseksuele gemeenschap. Maar ik wil weten: hoe kun je dat verder trekken? Hoe kun je het binnen laten komen bij mensen die er nog niet zoveel van weten?”
Het moet bijvoorbeeld maar eens afgelopen zijn met wat in het Engels bi erasure heet: het weggummen of wegpoetsen van de biseksuele realiteit. “Dat zit ‘m in kleine dingen”, legt Van Lisdonk uit. “De overheid schrijft bijvoorbeeld beleidsstukken over de emancipatie van ‘LHBT’: een afkorting voor lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuelen en transgenders. Maar als je even verder bladert, staat er in zo’n rapport toch weer steeds ‘homoseksualiteit’. Bi’s, en ook transgenders, vallen dan buiten de boot.” Ook in kranten en tijdschriften gebeurt het vaak. Jantine: “Dat Claudia de Breij steeds lesbisch wordt genoemd, bijvoorbeeld. Terwijl ze zelf toch echt aangeeft bi te zijn.
Hokjes
Aileen gaat nog een stapje verder. Niet alleen biseksualiteit moet zichtbaarder worden, vindt ze. We moeten sowieso minder in hokjes denken als het over seksuele voorkeur gaat. “Bekende mensen, zoals journalisten, acteurs en politici, moeten erover gaan praten dat ze bi zijn. Of niet per se dat ze bi zijn, maar dat ze vertellen: het ligt allemaal niet zo helder, het ligt niet zo eenduidig. Dat een lesbische vrouw bijvoorbeeld zegt: ik ben ook heel verliefd geweest op een man. Dat je denkt: huh, ik dacht dat jij een überpot was. Het zou goed zijn om het helemaal open te breken.”
Aileen: “Dat idee dat je niet alles kunt hebben, dat je niet ál die gevoelens kunt hebben. Daar heb ik erg mee geworsteld, maar ik ben er nu uit: al die gevoelens zijn echt en allemaal horen ze bij mij.”
Van Lisdonk is het daarmee eens: biseksualiteit zelf moet zichtbaarder worden, maar we moeten ook anders naar seksuele oriëntatie kijken. “Het idee dat mensen hebben is: je wordt geboren met een seksuele oriëntatie, op een gegeven moment kom je daar achter, en de rest van je leven blijft dat zo. Maar inmiddels weten we dat je seksuele oriëntatie ook fluïde kan zijn. Dat seksuele voorkeur kan veranderen gedurende je leven. Dat ervaart niet iedereen zo, maar het kan wel degelijk.” Als mensen beseffen dat seksuele oriëntatie veel minder vastligt dan ze aannemen, worden hokjes sowieso minder belangrijk, denkt Van Lisdonk. “Ik denk dat heel veel mensen daar baat bij hebben. Niet alleen biseksuele mensen.”
Toch hebben hokjes wel degelijk een functie, denkt ze: “Ergens hebben we allemaal hokjes nodig. Ik ben niet voor een hokjesloze samenleving, ik denk dat dat vrij onhaalbaar is ook. Maar het zou enorm helpen als er ruimte is voor méér hokjes dan twee, of zelfs meer dan drie. En dat er meer ruimte is van hokje te veranderen. Om de grenzen op te zoeken van hokjes, of jezelf buiten een hokje te plaatsen.” Aileen: “Als er geen hokjes meer waren, zou alles instorten, denk ik. Ik wil zo graag dat bi’s niet meer voor spek en bonen meedoen. Dat mensen gaan zien hoe supermooi het is om bi te zijn. Daarom is het hokje ‘bi’ nog steeds belangrijk: omdat we nog iets te bevechten hebben.”